MONTFOORT – Drie wedstrijden gespeeld, drie keer met 3-0 verloren. Als je puur naar de cijfers kijkt is het EK snooker voor spelers onder de 18 voor Hugo van Houten uit Montfoort uitgelopen op een deceptie. Op het EK onder 21, dat direct op het EK onder 18 volgt, zal dat waarschijnlijk niet anders zijn. Toch spreekt coach Danny Moermans van een leerzame ervaring.
“Als je de mogelijkheid hebt om tegen de toppers van de toekomst te spelen, kun je zien waar je staat en hoe ver je nog moet”, zegt Moermans. “Bovendien leer je omgaan met de druk. En ondertussen moet hij vooral genieten.” Dat Van Houten alles verloor, is dan ook niet erg. “Hugo speelt op het EK tegen jongens uit Wales en Ierland, echte snookerlanden dus, die ook nog eens een paar jaar ouder zijn dan hij. Die jongens hebben omdat ze ouder zijn ook veel meer ervaring dan hij.”
Om aan de top te komen moet je tien jaar lang minimaal drie uur per dag trainen
Danny Moermans, coach Hugo van Houten
BRECEL
Danny Moermans weet waar hij over praat. Behalve de 12-jarige Van Houten heeft de Belg ook Luca Brecel onder zijn hoede. De 22-jarige Brecel staat momenteel dertiende op de wereldranglijst en won in 2017 het prestigieuze China Championship. En hij won op zijn veertiende al het EK onder 18.
“Dat is een onmogelijke vergelijking”, zegt Moermans. “Hugo kan de trainingsachterstand op Luca nooit meer goedmaken. Die volgde thuisonderwijs en kon trainen wanneer hij wilde. Dat is voor een normaal kind niet te evenaren.” De nu bijna 23-jarige Brecel maakte gedurende tien jaar zo’n 10.000 trainingsuren. “Tien jaar lang minimaal drie uur per dag, zonder één dag over te slaan”, rekent Moermans voor. “Dat is, samen met talent, nodig om een kans te hebben om op de World Tour terecht te komen.”
ONVOORSPELBAAR
Of Van Houten daar ooit komt, durft Moermans niet te voorspellen. “Het is moeilijk. Er zijn 128 plaatsen beschikbaar op de World Tour en er staan wereldwijd duizenden spelers te dringen. Alles moet meezitten.” Moermans begeleidt en coacht Van Houten, en adviseert hem. “Hij moet zijn eigen doelen stellen, dat kan ik niet voor hem doen. Hij bepaalt wat hij wil en wat hij er voor wil doen. En hoe ver hij dan komt is onmogelijk te voorspellen. Er staan nu mensen in de top twintig die pas rond hun veertigste echt doorbraken.”
Snooker is groot in Groot Brittannië, maar wordt de laatste jaren ook steeds populairder in andere landen. In de top vijftig van de wereldranglijst staan zeven Chinezen, en behalve de Belg Brecel ook spelers uit Iran, Australië, Noorwegen, Thailand en Cyprus. Bij de beste 128 staan geen Nederlanders.
© Michael Jonker
STOLK
Ooit was dat wel zo. Roy Stolk uit Zeist deed één seizoen mee aan de professionele toer. Maar dat was een totaal andere tijd. Er waren maar een paar toernooien waar punten voor de wereldranglijst verdiend konden worden en die toernooien vonden bijna allemaal plaats in Groot Brittannië.
Tegenwoordig is door een veranderde toernooiopzet de kans dat een speler ver komt in een toernooi groter geworden. Bovendien zijn er nu zo’n twintig rankingtoernooien, in onder meer Duitsland, België, Letland en China. “Ik moest in zes toernooien binnen een jaar in de top 64 van de wereld zien te komen”, vertelt de inmiddels 40-jarige Stolk. “Als dat niet lukte was je je tourkaart direct kwijt. Nu zijn er zo’n toernooien per jaar en is je tourkaart gegarandeerd voor twee seizoenen.”
Het lukte Stolk niet om de top 64 te bereiken. Dus verdween hij na één jaar geruisloos uit de World Tour en belandde weer in de amateursport. Tegenwoordig speelt hij in de Nederlandse eredivisie voor Sportcentrum Utrecht. In 2018 werd hij voor de vijfde keer Nederlands kampioen.